Oct 20

 

Jan en Karina

‘Je verleest je verstand’ zei mijn moeder vaak, een voor mij onbegrijpelijke uitspraak. Daaruit voortvloeiend moest ik voor mij allemaal schijnbaar onmogelijke dingen doen. Zoals meer buitenspelen, en dingen terugzeggen als ze tegen me sprak terwijl ik mezelf net in een boek verloor. Maar ik was vanaf de dag dat ik kon lezen gegrepen door alles met letters. Zo kon het gebeuren dat ik op negenjarige leeftijd in een Italiaans vakantiehuisje kennismaakte met het werk van Simon Carmiggelt. In twee weken tijd las ik de ene beduimelde pocket na de andere, en laafde ik me aan de verhalen waarin hij in een paar zinnen een karakter levensecht kon neerzetten. Toen ik een paar maanden later –op schoolreisje in het Amsterdamse Rijksmuseum- Simon Carmiggelt ineens ‘in het echt’ zag lopen dacht ik dat ik een geest zag. Een treffende gelijkenis met de foto op de achterflap, het was hem wel degelijk. De vriendinnen die ik aanporde hadden nog nooit van hem gehoord, dus verzamelde ik helemaal alleen al mijn bijna tienjarige moed en stapte op hem af. Om te ontdekken dat het uiten van diepe bewondering niet vanzelfsprekend vriendelijk gedrag oproept bij het onderwerp van aanbidding.

Toen ik dan eindelijk tien was had ik alle boeken van de jeugdbibliotheek in Bilthoven uit, en mocht ik -na een beetje zeuren- van de bibliothecaresse boeken lenen van de ‘grote mensen’ afdeling. Ik hoop maar dat ze me wat titels aangeraden heeft, maar eerlijk gezegd kan ik me dat niet herinneren. Mijn eerste ‘grote mensen’ boeken waren de boeken van Jan Wolkers. Zijn rauw beschreven werkelijkheid – sex, dood, verderf, liefde. Ik heb het –als zelf nog onbeschreven blad- allemaal verslonden.

En nu is hij zelf dood en is alles afgelopen. De kans is voorgoed verkeken dat ik hem ooit nog tegenkom en al mijn moed kan verzamelen om op hem af te stappen. Zou Jan Wolkers wel genoten hebben van mijn diepe bewondering? Ik denk van wel, eigenlijk.

Mooie foto op voorpagina NRC vandaag van Vincent Mentzel

Sep 24

Afgelopen vrijdag werd ik overvallen door een gemene kiespijn, de volgende ochtend zat ik voor een spoedbehandeling in de stoel bij mijn tandarts. Ik bedacht me dat dat ik daar al eens eerder op een zaterdagochtend heb gezeten. Bijna acht jaar geleden. Ik wist ook nog dat ik daar toen iets over had geschreven. Even zoeken thuis leverde het onderstaand stukje op. Let vooral op de gedateerde details, zoals een rokende hoofdpersoon (moi) en een internettende tandarts en niet te vergeten een 8GB harde schrijf voor 290 gulden .

Zieseniskade

September 1999

Vrijdagavond niet meer naar de UIT markt geweest omdat ik echt nergens een plekje voor de auto kon vinden. Na steeds grotere cirkels getrokken te hebben rond het museumplein belandde ik zo ongeveer bij het huiselijke stulpje om de hoek, dus ik bedacht dat daar de wijn ook heerlijk smaakte, dus waarom ingewikkeld doen?
Heel keurig op tijd naar bed, voor de PCDump moet je altijd een beetje fit zijn vind ik, dus centjes klaargelegd, verlanglijstje gemaakt, en vroeg gaan slapen.

De volgende ochtend de wekker, fluks eruit, en toen een schrik: mijn linkerkaak had gedurende de nacht een transformatie ondergaan, en Clint Eastwood-achtige vormen aangenomen. Geen hevige pijnen godzijdank, alleen een licht drukkend gevoel. Wat nu? Tandarts bellen toch maar. In gesprek. Inmiddels half tien, toch ook maar even vrienden bellen dat ik niet ga PC-dumpen, misschien over een uur wel, en dat ik graag op de hoogte gehouden wil worden van de laatste aanbiedingen zodat ik eventueel op afstand kan bestellen wat ik nodig heb. Tandarts blijft het volgende uur in gesprek, en na enige malen in de spiegel gekeken te hebben besluit ik dat ik er ECHT iets aan moet doen, dus vooruit, blijven proberen maar.

11 uur 10: tandarts nog steeds in gesprek, zit zeker te internetten. Dan maar een andere tandarts. Antwoordapparaat: nooddienst telefoonnummer, gebeld: bandje met het adres van een tandarts Blie op de Sisyfus kade. CD-foon kent geen Sisyfuskade, en ook geen Cysifuskade, en ook geen tandarts Blie. Helemaal geen tandartsen met een B op een S of C adres trouwens.

Weer gebeld met een willekeurige andere tandarts: ah! een vrouw neemt op. Noodtandarts blijkt tandarts de Bye te zijn, op de Zieseniskade. Tsja, je bent Amsterdammer of je bent het niet. Het is inmiddels half twaalf, en het open spreekuur is net gestart. Nee, niet mogelijk om te bellen voor een afspraak, je moet erheen, en oh ja, ook nog contant betalen. Maximaal 200 piek. Maar zorg wel dat je er NU heengaat drukt ze me nog op het hart: als er niemand is, sluit hij de praktijk en kan je pas om half tien vanavond weer terecht.
Dolle rit over de Overtoom, onderwijl bellend met de delegatie op de PC-dump. Ja doe maar een 8 gieg HD voor 290-. En wat CD’s ofzo.

Op de Ziesenis kade blijkt een plekje voor de deur vrij te zijn. Meter volgestort (5 piek: over een uur ben ik toch wel weg?), wat gek: al die mensen daar voor de deur, staan die ergens op te wachten ofzo? Tjee, het zou toch niet? Ja dus. Nummertjes trekken. Ik ben nummer negen, en nummer drie is aan de beurt. De wachtkamer is te klein, de behandelkamer is wel lekker ruim zie ik. Er zit namelijk geen deur in, dus de wachtenden hebben een vrij zicht op het slachtoffer in de stoel. Zou dat modern zijn? De patiënten onderscheiden zich van hun begeleiders: niet alleen door hun angstige blik, maar vooral door de meest exotische zwellingen in hun aangezicht. Een rariteitenkabinet. Intussen gilt de boor vrolijk door en over de geforceerd luchtige conversatie heen.

Dan maar even buiten een sigaretje roken, gelukkig heb ik m’n Cuba reisgidsje bij me, ik kan wel wat afleiding gebruiken. Helaas: van lezen komt niet veel. De grootste bangerds staan buiten gruwelverhalen uit te wisselen, en of ik wil of niet: ik moet meedoen. Meewarig worden wangen bekeken, en verleden tandartservaringen -van-horen-zeggen uitgewisseld.

Intussen druppelen de eerste slachtoffers naar buiten. Papieren tissues tegen de mond gedrukt, en al dan niet ondersteund door familie of vrienden. Na een uur is nummer 5 pas aan de beurt, en ik begin er stevig over te denken om gewoon tot maandag te wachten, zo erg is het toch niet met me, en ik heb haast geen pijn, dus?
Ik besluit de meter nog één keer voor anderhalf uur te vullen, als ik dan niet aan de beurt ben, kan ik met een gerust hart vertrekken vind ik.

Een klein Amsterdams vrouwtje, ze heeft nummer acht, kan ik er nog net van weerhouden om haar voortanden die noodkronen blijken te zijn er even uit te halen om te laten zien hoe ontstoken ze wel niet zijn. Ik voel me slap in m’n benen worden, niet ontbeten vanmorgen. Ik loop de wachtkamer in en uit, even zitten, en dan toch nog maar weer een sigaretje buiten, staan. Er is geen ontkomen aan, dit is een slachthuis, en de tandarts is een echte slager. Nummer acht is aan de beurt, eindelijk! Even later komt het Amsterdamse mensje tevreden naar buiten: ze is verdoofd, en ze zegt dat ze de komende zes uur in ieder geval geen pijn meer heeft. Haar foto wordt ontwikkeld, dus mag ik intussen de stoel in voor een diagnose. Lopende bandwerk!

De tandarts -klein en tenger van stuk en verrassend zachtaardig voor een slager- constateert een ontsteking. De spuit wordt klaargelegd, en ondanks mijn tegenwerpingen -niet nu meteen, ik kan maandag ook wel naar m’n eigen tandarts. Weet hij me met een paar zinnen te overtuigen van het nut van deze behandeling, nu. Bibberig kom ik twee injecties later uit de stoel, even een foto maken nog, en dan naar buiten, wachten tot de verdoving werkt. Nou, dat duurt niet lang, ik voel langzaam m’n hele linkerkant verdoofd raken, van m’n haarkruin tot m’n schouder, en roken gaat ook niet zo lekker meer ineens, m’n hand mond coördinatie is links volledig verdwenen. Rechts dan maar. Ik word ook wel erg slap in mijn knieën nu, het zal toch niet gebeuren dat ik flauwval op de Ziesenis kade zo op klaarlichte dag?

Nummer acht is weer aan de beurt, het gaat nu wel erg snel ineens. Nummer tien, een buitenlands uitziende jongen is inmiddels lijkbleek geworden, en mompelt iets over parkeergeld dat-ie niet bij zich heeft, en smeert ‘m.

En dan ben ik. Terwijl nummer acht naar buiten komt lopen, triomfantelijk zwaaiend met een verwijsbrief voor de kaakchirurg, wordt mijn nummer omgeroepen en mag ik onder toeziend oog van een nog steeds volle wachtkamer in de stoel plaatsnemen.
Het duurt tien minuten hooguit, en ik voel niets natuurlijk, want ik ben ZO verdoofd, dat ze zelfs m’n schedel ongemerkt hadden kunnen lichten.
Contant betalen natuurlijk- ik vergeet het bijna, en met een fotootje van de boosdoener, een net gevulde kies door m’n eigen vertrouwde tandarts om de hoek (de nog geen vier maanden oude vulling zat tegen de zenuw aan he? Dan kunnen dit soort dingen gebeuren is de verklaring) ben ik eindelijk vrij.

De rest van de zaterdag breng ik licht in het hoofd door in de tuin bij mijn geliefde nichtje in Wijk bij Duurstede. Door rietjes drinkend en gepureerd voedsel etend, onderwijl constant controlerend of ik niet aan het kwijlen ben.
Om zeven uur ‘s avonds op weg naar huis verdwijnt de verdoving geleidelijk. Geen echte pijn, alleen het gevoel of ik een flinke kaakslag heb gehad.

De nieuwe harddisk werd keurig thuisbezorgd, en zit er inmiddels in, dus ik ben ‘m lekker aan het volstoppen nu. Zit al op twee gieg, dus dat gaat goed.
En af en toe even op het balkon genieten van het zonnetje. Ik denk dat ik later een tevreden bejaarde zal worden.

Met eigen tanden, dat wel.

Sep 09

Natuurbad de Biltsche Duinen

Herinneringen aan de vakantie in Frankrijk: ik heb er m’n hart opgehaald door met mijn jongens te zwemmen in zo’n typisch Franse Piscine Municipale – louter jeugdherinneringen.De Fransen doen zelf een beetje denigrerend over hun gemeente zwembaden. Maar ik genoot met volle teugen, het was er rustig, fantastisch water, en altijd , in ieder geval, één duikplank. Net als vroeger. In en uit het water, nog een keer, en nog een keer. Verkoeling. Ik heb onveranderd genoten van die typische zeventiger jaren sfeer uit mijn jeugd.

Straks, weer terug in Nederland – nam ik me voor om eens beelden terug te zoeken van mijn zwembad van vroeger. Het Natuurbad in Bilthoven waar ik en mijn zus en broertjes jarenlang zwemlessen hebben gevolgd en lange hete zomervakanties hebben doorgebracht. Deze ansichtkaart die ik vond is uit de vijftiger jaren, dus ouder dan mijn herinneringen, maar wat het verbeeldt is precies zoals ik het nog steeds voor me zie. Meteen proef ik weer die specifieke smaak van Asterix & Obelix kauwgom, in zo’n zakje waar naast de kauwgum een speelfiguurtje bij zat: spaar ze allemaal! Toen al. Maar ook: de watertoren, het zand, de ruimte, de rust. Ik kan me alles nog haarscherp herinneren. Aan het einde van de zomer was mijn blonde haar fluoriscerend groen gekleurd- het water in het Natuurbad werd niet met chloor behandeld en werd daarom gedurende de zomer steeds groener door de dennenappels die in het water dreven. De temperatuur van het water was vooral vroeg in het seizoen beneden elk peil, toch haalde ik er mijn vier zwemdiploma’s, en kan ik er uitsluitend met weemoed aan terugdenken. Het kan niet anders, mijn liefde voor water is daar geboren.